Siem Zijm
Leraar, tentenverhuurder en meubelmaker
De coronacrisis hakte er stevig in. Schoolreisjes en andere evenementen werden afgelast, waardoor de verdiensten uit zijn tentverhuurbedrijf volledig opdroogden. Maar Siem Zijm hield de moed erin en maakt onder de naam Texels Jutwerk nu meubels en sierobjecten van hout.
Ik ken Siem als een vriendelijke vent, maar ons gesprek begint enigszins verrassend, want hij begint direct te vertellen dat hij als een berg tegen dit interview heeft opgezien. ‘Ik praat wel veel, maar heb niet zoveel te vertellen. Als ik mezelf hoor praten, denk ik wel eens: hou toch op, man.’
Het valt mee, want Siem blijkt een afwisselend leven te hebben geleid, waarover hij levendig en regelmatig ook filosoferend kan vertellen. Als kind van ouders met maar weinig scholing, was het logisch dat hij naar de LTS ging. De lessen techniek waren niet aan hem besteed, maar hij bewaart fijne herinneringen aan zijn docenten. Met name aan Goos Westerlaken, die het aandurfde om jongens van een jaar of vijftien te laten kennismaken met de Duitse schrijver Berthold Brecht. ‘Er ging een wereld voor me open. Hij las zijn werk samen met ons en legde uit wat ermee werd bedoeld. Ik vond het prachtig.’
Pierenspitter
Terwijl Siems vader aan een baantje op de marinewerf in Den Helder dacht, kreeg Westerlaken het voor elkaar dat hij en een paar andere jongens konden doorstromen naar de MAVO. Daarna volgden de HAVO en de pedagogische academie in Den Helder. Verder dan wat invalbeurten in het werk waarvoor hij had geleerd, kwam hij echter niet. ‘In het onderwijs was veel werkloosheid. Ik heb verschillende baantjes gehad. Ik ben pierenspitter geweest, heb aardappelen gesorteerd en in de kaasfabriek gewerkt. Om er maar een paar te noemen.’
Goos Westerlaken bood hem opnieuw de helpende hand. ‘Hij was bezig een alfabetiseringsproject op Texel op te zetten en vroeg of ik wilde helpen. Eerst een halfjaar op vrijwillige basis, daarna kwam geld vrij voor een betaalde baan. De organisatie ging uiteindelijk op in het ROC. Ik heb er in totaal vierentwintigeneenhalf jaar gewerkt.’
Antilliaanse jongen
Enkele jaren gaf hij les aan pubers die ‘niet beter wilden of niet beter konden’. ‘Ongelooflijk intensief. Ze stonden soms letterlijk op tafel en maakten heftig ruzie met elkaar. Sommige collega’s scheten in hun broek, maar mij ging het goed af. Niet dat ik ze stil kreeg, maar ik was niet bang. Ik zal nooit vergeten dat een Antilliaanse jongen tegen me zei: Jij bent een echte man. Een prachtig compliment.’
Een jaar of vijftien geleden nam hij afscheid van het onderwijs. ‘Lesgeven viel niet meer te combineren met de tentenverhuur die ik inmiddels was begonnen. Dat betekende een enorme stap terug in inkomen, maar ik heb er nooit spijt van gehad. Er kwam wel een nieuw soort stress bij. Ik ben niet het toonbeeld van de zakenman. Gelukkig zijn er veel mensen die mij dingen gunnen.’
Net toen hij de marktkramen die hij al voor De Bolder opzette voor eigen risico zou gaan exploiteren, brak de coronacrisis uit. In dezelfde tijd kreeg hij steeds meer last van artrose. Uiteindelijk was hij gedwongen de bakens te verzetten. ‘Ik heb nog een paar vaste klanten. Maar versleten tenten worden niet meer vervangen.’
Hout
Veel tijd besteedt de onlangs vijfenzestig geworden Siem tegenwoordig aan een andere passie. In zijn schuur aan de IJsdijk maakt hij elegante meubelen en de meest fantastische sierobjecten. Hij vergelijkt zich graag met vakbroeders Hannes van Angeren en Roland Dob. ‘We zijn geen gediplomeerde meubelmakers, maar wel creatief en we hebben veel fantasie. We werken met hout dat een ander zou weggooien. Hoe schever de plank en hoe groter het gat erin, hoe vrolijker we worden. Ik word er niet rijk van, maar in combinatie met mijn halve baan bij Govers kan ik het net redden.’
Ondanks zijn aanvankelijke aarzelingen blijft Siem vertellen. Over de coronacrisis, die hem ook zoveel goeds heeft gebracht. Over spijt als ‘nutteloze emotie’. Over de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella die hij samen met zijn vrouw Erica in etappes heeft gelopen. En vol passie over leerlingen met wie geen land te bezeilen was, maar die op onverwachte momenten lieten zien lieve en gevoelige jongens en meiden te zijn. ‘Het goud onder de berenhuid, noem ik dat. De titel van een boek dat ik heb gelezen. Als je onder het ruwe uiterlijk van iemand durft te kijken, zie je soms een schat. Ik vind het belangrijk dat je probeert de wereld een beetje mooier te maken. Dat heeft ook te maken met de manier waarop je met elkaar omgaat. Elkaar durven vertrouwen. Voor mij zijn mensen goed, totdat het tegendeel wordt bewezen.’